Aseksualiteit in de 19de eeuw

Regelmatig wordt er nog gedacht dat aseksualiteit iets nieuws is, dat het is ontstaan op het internet. Maar niets is minder waar. Als je je erin verdiept kom je snel voorbeelden tegen waar, rekening houdend met de tijdgeest, aseksualiteit onder andere namen beschreven lijkt te worden. In het teken van Internationale Dag van Aseksualiteit neemt onze secretaris, Peter, je mee in een gedeelte van de geschiedenis van aseksualiteit. Om precies te zijn de tweede helft van de 19de eeuw.

We zullen beginnen bij de persoon die hoogstwaarschijnlijk de termen heteroseksueel en homoseksueel heeft bedacht. In 1869 schreef de Hongaarse schrijver Karl-Maria Kertbeny (zie afbeelding 1) anoniem twee pamfletten tegen de invoering van de Sodomiewetgeving (‘anti-homowetgeving’) in het toenmalige Pruisen (dat gedeeltes van het huidige Duitsland, Denemarken, Litouwen en Polen bevatte). Kertbeny gebruikte en beschreef in deze pamfletten, in het Duits, de woorden heteroseksueel en homoseksueel. Die laatste gebruikte hij om een term te hebben die neutraal en zonder oordeel is, in tegenstelling tot de term ‘sodomiet’ die toen vaak gebruikt werd. Ook gebruikte hij de term monoseksueel. Hoewel deze term nu gebruikt wordt als tegenhanger van Bi+-identiteiten, en mensen beschrijft die seksuele aantrekking voelen naar één gender, beschreef Kertbeny monoseksueel als iemand die simpel gezegd alleen plezier beleeft met zichzelf. [1][2][3][4]

Oude zwartwit foto van Karl Maria Kerbeny
Afbeelding 1: Een portret van Karl-Maria Kertbeny, ca. 1865. [5]

Ook in wetenschappelijke artikelen verschenen in deze periode verschillende termen die als voorgangers van aseksualiteit gezien kunnen worden. In 1886 publiceerde de Duitse psychiater Richard von Krafft-Ebing zijn werk ‘Psychopathia Sexualis’. [2][6] Hierin beschreef hij, in zijn ogen, seksuele afwijkingen aan de hand van casussen. In tien daarvan constateerde hij ‘Anæsthesia Sexualis’ (vertaling: seksueel anesthesie) bij personen. Von Krafft-Ebing beschreef anæsthesia sexualis als ‘het ontbreken van seksuele gevoelens’ en claimde dat het in al deze gevallen veroorzaakt werd door een ‘degeneratieve afwijking’ of ‘functionele hersenstoornissen’. Ook claimde hij dat het voornamelijk voorkomt bij vrouwen, terwijl het in negen van zijn tien casussen een man betrof. [7][8]

Hoewel Von Krafft-Ebing aseksualiteit pathologiserende, deed niet iedereen die zich bezighield met seksualiteit dit. Neem bijvoorbeeld de Duitse lerares Emma Trosse, naar mijn idee een belangrijke persoon in de geschiedenis van aseksualiteit. Emma Trosse wordt gezien als de eerste vrouw die in een wetenschappelijke context schreef over homoseksualiteit bij vrouwen. [2][3][9][10] In 1895 publiceerde zij anoniem haar werk ‘Der Konträrsexualismus in Bezug auf Ehe und Frauenfrage’ (vertaling: Contraseksualiteit in relatie tot trouwen en het vraagstuk rond vrouwenrechten). Met dit werk kwam ze op voor gelijke rechten voor seksuele minderheden en beargumenteerde ze dat seksuele diversiteit iets normaals en natuurlijks is dat niet genezen kan worden. In hetzelfde werk beschreef ze ook mensen die helemaal geen seksuele verlangens hebben en beschouwde ze dit als een natuurlijk onderdeel van seksuele diversiteit. [3][9][10] Ze gaf het niet hebben van seksuele verlangens de naam ‘Sinnlichkeitslosigkeit’ (vertaling: ‘zonder sensualiteit’ of ‘asensualiteit’) in haar werk van 1897, ‘Ein Weib? Psychologisch-biographische: Studie über eine Konträrsexuelle’ (vertaling: Een vrouw? Een psychologisch-biografische studie van contraseksualiteit). Hiermee beschreef ze mensen die geen ‘sensuele’ of geen seksuele/erotische verlangens hebben. Ook wordt de term door sommigen gezien als de mogelijke oorsprong van het woord ‘aseksualiteit’. Daarnaast was Trosse tegen het medicaliseren hiervan, gezien het een natuurlijke variatie is. Wat de term ‘Sinnlichkeitslosigkeit’ en het werk van Trosse nog specialer maakt, is dat ze in haar werk “Ist ‘freie liebe’ sittenlosigkeit?” (vertaling: Is ‘vrije liefde’ immoraliteit?) ook aangeeft zichzelf zo te identificeren en ze dus mogelijk als aseksuele vrouw opkwam voor aseksualiteit (zie afbeelding 2). [1][2][3][6][9][10][11]

Screenshot van een tekst in het Duits met een aantal zinnen onderstreept.
Afbeelding 2: Een screenshot van een gedeelte van pagina 6 en 7 uit het werk “Ist ‘freie liebe’ sittenlosigkeit?” van Emma Trosse uit 1987. In de tekst is de volgende zin onderstreept: ‘einen Menschen – ohne Sinnlichkeit… Verfasser hat den Mut, sich zu jener Kategorie zu bekennen’. Vertaling: ‘een mens zonder sensualiteit… De auteur is moedig genoeg om zichzelf tot deze categorie te rekenen’ [11]

Een jaar na het eerste werk van Trosse, in 1896, bracht ook de bekende Duitse seksuoloog Magnus Hirschfeld zijn eerste pamflet ‘Sappho und Sokrates’ (vertaling: ‘Sappho en Socrates’) uit. Hirschfeld kwam ook op en wordt als pionier gezien voor homo-, trans- en intersekse rechten. (Wel wil ik hierbij noemen dat Hirschfeld er ook racistische, seksistische en validistische ideeën op na hield en zich bezig hield met eugenetica. [12]) In ‘Sappho und Sokrates’ gebruikte hij, net als Richard von Krafft-Ebing, de term ‘Anæsthesia Sexualis’. Hirschfeld gebruikte de term echter om mensen zonder seksuele verlangens te beschrijven en gaf aan dat dit niet veranderd kan worden. [1][3][6][13] Later, van 1916 t/m 1920, begon hij ook andere termen te gebruiken voor hetzelfde begrip, waaronder ‘aseksueel’, en behandelde hij ook stereotypes. [3][6][14] Maar dat is misschien een onderwerp voor een vervolgartikel over het begin van de 20ste eeuw.

Aseksualiteit werd dus al in de 19de eeuw meegenomen in de discussies over en onderzoeken naar seksuele diversiteit, hoewel misschien onder andere noemers. Rond de eeuwwisseling lijkt ‘aseksualiteit’ wel de gebruikelijke term te worden. Het is daarnaast veelzeggend dat bekende activisten niet alleen het ontbreken van gevoelens/verlangens meenamen en noemenswaardig vonden in de discussie over seksualiteit, maar ze het tevens los zagen van de (heteroseksuele) norm. Ook zijn er negatieve associaties met aseksualiteit terug te vinden, waar de aseksuele gemeenschap nog steeds mee te maken heeft. Kijk bijvoorbeeld naar Richard von Krafft-Ebing, die het ontbreken van seksuele gevoelens/verlangens pathologiseerde en medicaliseerde. En er waren toen blijkbaar al verschillende stereotypes van aseksuele mensen. Dus in tegenstelling tot wat veel mensen denken, gaan de geschiedenis van aseksualiteit en problemen waar aseksuele mensen tegenaan lopen veel verder terug dan de tijd van het internet en sociale media.

Bronnen:

1. https://www.asexuals.net/the-history-of-asexuality/ (12-3-2024)

2. “The LGBTQ + History Book. Big Ideas Simply Explained”, 2023, DK, blz 106-107,122-123

3. Brown, S.J., “Refusing Compulsory Sexuality. A black asexual lens on our Sex-Obsessed Culture”, 2022,  North Atlantic books, blz. 152-158

4. https://outhistory.org/exhibits/show/heterohomobi/karlmaria (12-3-2024)

5. James Steakley – ‘Goodbye to Berlin? 100 Jahre Schwulenbewegung’, 1997, Berlin: Verlag rosa Winkel, blz. 30.

6. https://nothingradical.blog/2021/05/04/the-language-of-asexuality-before-aven/ (12-3-2024)

7. Krafft-Ebing, R. Von. “Psychopathia Sexualis: With Especial Reference to the Antipathic Sexual Instinct”, 2016, Forgotten Books, IBSN: 978-1-330-00862-1, blz. 42

8. Stremel, E. “A History of Asexuality: From Medical Problem to a Recognized Sexual Orientation”, 2022, the Ascendant Historian 2 (June), blz. 68-77.

9. Leidinger, C. “Emma Trosse (1863-1949), verheiratete Külz – Lehrerin, Leiterin, Autorin”, 2011, Mitteilungen der Magnus-Hirschfeld-Gesellschaft 48, Berlin, blz. 17-21

10. https://www.makingqueerhistory.com/articles/2024/1/25/emma-trosse (12-3-2024)

11. Trosse, E. “Ist ‘freie liebe’ sittenlosigkeit?”, 1897, Max Spohr Verlag, Leipzig, blz. 6-7

12. https://xtramagazine.com/culture/books/racism-gay-rights-hirschfeld-225917 (24-3-2024)

13. “The LGBTQ + History Book. Big Ideas Simply Explained”, 2023, DK, blz 138-139.

14.https://www.asexuality.org/en/topic/98639-indirect-mentions-of-asexuality-in-magnus-hirschfelds-books/ (12-3-2024)

Recensie: Baker Thief (2018)

Hoewel er langzaamaan meer representatie van aseksuele personages komt, zijn er nog weinig aromantische personages in boeken en films. Onze vrijwilliger en boekenliefhebber Anja ging op zoek en schreef een recensie van Baker Thief van Claudie Arseneault.

Boekomslag van Baker Thief: een illustratie van een personage met een cape om en lang haar dat op een dak staat en uitkijkt op een stad. Het personage vormt een silhouet tegen een paarsige achtergrond.

Het fantasyboek Baker Thief is geschreven door de Canadese Claudie Arseneault en uitgebracht in 2018. Tot op heden is het alleen in het Engels uitgekomen. Ik had dit boek specifiek voor Aro-week uitgekozen voor de aromantische representatie (afgekort ‘rep’). Daarnaast zit er nog veel meer queer rep in dit boek en het mooiste is dat alle verschillende identiteiten en geaardheden volkomen normaal zijn in de wereld van Baker Thief.

De hoofdpersonen zijn Adèle (demiseksueel, alloromantisch, cisgender vrouw) en Claire/Claude (alloseksueel, aromantisch, genderfluïde). Overdag werkt Claude in zijn bakkerij en ’s nachts gaat Claire op pad om exocores te stelen. Exocores zijn een nieuwe vorm van energie, rode edelstenen die elektriciteit genereren. Maar Claire komt er al snel achter dat ze gemaakt worden van heksen. Adèle werkt bij de politie en als haar exocore wordt gestolen zet ze alles op alles om de dief te pakken. Maar ze weet niet dat de dief, Claire, dezelfde persoon is als de bakker, Claude, bij wie ze elke ochtend een croissant haalt en wie ze steeds leuker gaat vinden.

Wat volgt is een spannend, maar toch enigszins traag verhaal. Adèle en Claire komen elkaar steeds vaker tegen en als Claire’s zus, een heks, verdwijnt, moeten ze samenwerken om het mysterie van de exocores op te lossen en alle heksen te bevrijden. Ondertussen krijgen ze steeds meer (verschillende) gevoelens voor elkaar en weet Adèle nog steeds niet dat Claire en Claude dezelfde persoon zijn.

Naast het verhaal over de exocores richt dit boek zich ook erg op de relatie tussen Adèle en Claire/Claude. Hun identiteiten en geaardheden worden regelmatig benoemd en tot op zekere hoogte ook uitgelegd, maar het voelt nooit alsof het een informatieve les is. Het is voor de verandering ook fijn dat alles expliciet benoemd wordt, want vaak blijven dergelijke dingen in fantasyboeken impliciet en worden niet de termen uit onze wereld gebruikt. Hieronder volgen een paar voorbeelden van hoe demiseksualiteit, genderfluïditeit en aromantiek worden omschreven:

“She had never been with a man before, despite a number of romantic crushes, and listening to him now, the stiff smell of coffee drifting around the bakery, Adèle wondered if Claude might become the first. …Her romantic life could wait until her job had settled, for sure. Besides, it might give her time for a bond to form, and the sexual attraction that sometimes came with it. One could hope, she thought, staring at his golden skin and bright hazelnut eyes.” (p. 10)

“Claude’s simple shirt had felt wrong to wear all day, and the feeling had only worsened now that the sun had set. Nights had been Claire’s long before he had started stealing exocores, and over the last few days his gender had slipped firmly to woman. He had picked up his shirt with embroidery and laced a purple ribbon into his hair – little reminders of femininity that helped him deal with the wrongness brought by male presentation – until he could bust out the skirts again.” (p. 48)

“They’d tried dating for almost an entire year before admitting it didn’t work. The experience had instilled a constant sense of unease in Claire – as if everyone expected something new of her, a different kind of feeling, and it refused to show up. She had struggled to get ‘je t’aime’ past her lips, and even then she had known on the deepest level that she did not mean the same thing as others did. She had felt like a liar and hated herself for it.” (p. 196)

Hoewel de geaardheden van Adèle en Claire/Claude op papier niet samengaan (demiseksueel en alloromantisch tegenover alloseksueel en aromantisch), houdt dat ze niet tegen om over hun gevoelens te praten en te bespreken wat voor relatie voor hen zou werken. Het is een duidelijke les in het belang van communicatie, een les die de hoofdpersonen gaandeweg leren.

Naast de representatie die al genoemd is, zit het boek nog vol andere queer identiteiten. Er zijn meerdere non-binaire personages en hun voornaamwoorden zijn niet alleen they/them, maar ook ol/ols en ne/nem/nir. Ook worden er terloops dingen gezegd die te maken hebben met queerness. Iemand heeft een nieuwe binder. Iemand anders heeft een polyamoreuze relatie. Weer iemand anders heeft twee moeders.

Om nog even terug te komen op de aromantische representatie: behalve Claire/Claude is er nog een aromantisch personage. Zij is een oudere vrouw, wat op zich al bijzonder is voor aro rep.

“She was the Spinster, dubbed this way by her political opponents eager to paint her as an old crooked lady without a husband or children and, as such, unworthy of trust. It hadn’t worked – rather, Denise Jalbert had made it work… in her favour. … her lack of family was proof that a woman’s worth was not defined by children or partner. … She had taught him aromanticism was no hindrance to a full and happy life, and that he should be proud of himself and even flaunt it if others attempted to diminish him for it.”

Kortom, de aro rep, of eigenlijk alle queer rep, in Baker Thief is fantastisch. Het is ook verfrissend om eens een boek te lezen met een personage dat aro is, maar niet aroace, want dat kom je veel vaker tegen. Natuurlijk zou je kunnen zeggen dat Claire/Claude maar één manier laat zien waarop aromantiek zich kan uiten, maar dat geldt voor alle boeken. Het is onmogelijk om alle diversiteit in één verhaal te stoppen (al komt Arseneault aardig op weg). Daarom is het zo belangrijk dat er meer boeken komen met weer andere diversiteit. Zodat iemand die zich misschien niet herkent in Baker Thief zich wel kan herkennen in een ander boek.